Een pompstation ingesloten tussen een bos en een steeds verder oprukkende luchthaven. Sinds de verbreding van de hoofdstartbaan is de autoweg verlegd en rijdt er geen levende ziel meer langs het pompstation. Hier wonen Madeleine en haar drie dochters.
Thérèse, de oudste, is alleenstaand en zorgt voor haar geestelijk gehandicapte zoon Tuut-Tuut.
Maud, de middelste, die op het punt staat te trouwen, verdeelt haar aandacht tussen verloofde en minnaar.
En Doris, de jongste dochter, zit vol grootste plannen maar moet erest zien te slagen voor haar eindexamen. De onverwachte terugkeer van Hubert, de vader die achttien jaar geleden met de noorderzon vertrok, doet het vertrouwenhuishouden op zijn grondvesten schudden.