Marie Verberne wil trouwen, maar kan niet tot een keus komen.
's Morgens loopt ze te vrijen met de lustige Giel Slegers, en
's avonds met de ernstige Godefridus Vandenbreemortel. Vader en moeder halen er de pastoor bij te pas, en dan geeft ze Godefridus bescheid : "dat het goed is".
Ze gaan op "De Kraaienberg" wonen, en de eerste die hen verwelkomt is... Giel Slegers. Hij komt nu dikwijls eens aanlopen, alsof er vroeger niets geweest was ; maar wie zijn ogen niet sluiten wil ziet dat hij komt omdat hij Marie daar ziet. Dat komt moeder Verberne haar kinders vertellen, en ook Pastoor Vogels. Godefridus vindt in die waarschuwing de bevestiging van zijn wantrouwen, en verbiedt Giel nog ooit een voet op het hof te zetten.
Maar Giel heeft het in zijn kop, hij wil en zal Marie toch eens één keer hebben. Tijdens een onweer gaat hij op "De Kraaienberg" schuilen omdat hij er Marie alleen weet. Godefridus komt echter plots thuis en in een hevig gevecht wordt Giel gedood.
Als Godefridus uit de gevangenis weer thuis komt, staat de wraak van de oude Slegers zijn geluk in de weg.
Maar nu wil de parochie het gouden priesterjubileum van Pastoor Vogels vieren, en deze vraagt slechts één geschenk : de verzoening.
De oude Slegers weigert koppig ; maar als de pastoor vertelt hoe Marie en Godefridus de smart om hun verdronken kindje dragen, "dat het goed moest gaan maken bij Giel...", dan geeft hij toe.
Een tragische idylle, maar ... met een schone voleinding.