Als het doek opgaat bevinden wij ons op het terras vna het kasteel van Overdane, waar een schittende avondreceptie plaats heeft. De inrichster van de receptie, de praatgrage hertogin van Meldrum, zet weldra alles in rep en roer ; de beroemde zangeres Melba, die op het feest "De Rozenkrans" zou komen zingen, is op het laatste ogenblik weerhouden ; en daar ligt haar zo verbeide verrassing in het water. Haar nicht, Jane Campbell, komt echter opduiken als de reddende engel. Zij zingt met veel brio de gekende romance, en behaalt een reusachtig succes.
Onder de aanwezigen is ook een jong kunstschilder, Gerald Dalmain, die Jane sinds lang kent. Onder invloed van Jane's prachtige vertolking van het beroemde lied, wordt hij zich bewust van zijn liefde voor haar, en... vraagt hij haar diezelfde avond ten huwelijk. Jane aarzelt. Zij is merkelijk ouder dan Dalmain, en denkt bovendien dat zijn liefde niets anders is dan de opwelling van één ogenblik. Ten slotte zegt ze hem, hem niet lief te hebben, wat een bittere leugen is, want vanaf dit ogenblik draagt Jane in haar hart een ongeneeslijke wonde... Zij doet een verre reis, en ook Gerald Dalmain trekt zich gegriefd terug en leeft afgezonderd op zijn kasteel.
Wanneer Jane tenslotte een jaar later terugkomt, verneemt ze van Dokter Brand dat de kunstschilder ten gevolge van een dwaas jachtongeval blind geworden is, en dat hij juist een verpleegster daarheen moet zenden om hem op te passen. Jane bekent aan de dokter haar grote liefde voor Dalmain, en verzoekt hem haar als verpleegster aan te nemen zonder dat hij het weet. Dokter Brand die zelf steeds hoopte Jane als vrouw te krijgen en die hoop nu plots ziet verzwinden, aarzelt, doch stemt tenslotte toch toe.
Geholpen door de oude huisdokter van Dalmain, die Jane's geheim dadelijk doorgrondde, vindt Jane tenslotte de weg naar het hart van hem, die nooit ophield haar zielslief te hebben.