Over de Boshoeve drijven donkere wolken. De jeugdige bazin, Mathilde, verloor in zeer treurige omstandigheden haar vader. Verdacht van moord op zijn geldschieter Grüber, werd hij opgesloten en stierf in de gevangenis tijdens het voorarrest. Niettegenstaande alle bewijzen tegen hem zijn, is Mathilde vast van zijn onschuld overtuigd. Naast haar staat in diezelfde onwrikbare overtuiging haar trouwe meesterknecht Karel, die met hart en ziel vecht voor het behoud van de Boshoeve, spijts de zware hypotheek en de moeilijke jaren.
Op zekeren dag komt een schijnbaar onbelangrijk feit de rust van de hoeve opnieuw verstoren. De knecht Arnold wordt van de hoeve verjaagd, wegens zijn lichtzinnig gedrag tegenover de meid Gertrude. Dit is het teken voor een lastercampagne ; lage driften komen in botsing met mooie onbaatzuchtige liefde.
Een andere knecht, Titus, heeft zijn begerige ogen gevestigd op de jonge boerin, en zijn verdorven hart heeft de berekening gemaakt dat alleen de ondergang van de Boshoeve hem enige kans zou brengen om Mathilde te veroveren. Het wordt echter een deerlijke misrekening.
Maar ook stadsmensen komen over de vloer op de Boshoeve. De zoon van de vermoorde komt regelmatig de hoeve bezoeken, en wordt verliefd op de bazin. Verder verschijnt een soldatenvriend van Karel, Giering. Nieuwe botsingen ontstaan... steeds sterker wordt de spanning ; steeds hoger laaien de driften... op de Boshoeve wordt een tweede manslag gepleegd.
Tenslotte zegeviert toch de waarheid, en de Boshoeve wordt weer wat ze altijd geweest is : een vesting van werkzaamheid, rechtvaardigheid en rechtmatige boerentrots.